Weerspreuken

Januari

Als de kat in januari in de zon ligt,
ligt ze in februari achter de kachel.


Zonneschijn op nieuwjaarsdag
betekent dat je veel appelen verwachten mag.


Als het Driekoningen is in ‘t land,
komt de vorst in het vaderland. (6 jan.)


Als het vriest op Driekoningendag,
dan vriest het dertien weken lang.


Als Nieuwjaarsnacht is stil en klaar,
beduidt dit vast een heel goed jaar.

Als het op dertiendag vriest,
‘t vriest dertien weken lang.
(13de dag na Kerstmis = 6 januari)


Als het op Hilarius vriest,
de boer zes weken niest.


Als in januaar de vorst niet komen wil,
dan komt hij zeker in april.


Als januaar ons brengt een strenge vorst,
lijden wij des zomers geen honger en dorst.


Als het vriest op St. Sebastiaan (20 jan.)
dan is het op 2 febr. met de vorst gedaan.

Als in januari de muggen zwermen,
moogt ge in maart de oren wermen.


Als de dagen lengen,
gaat de winter strengen.


Dooien op Sint Aldegonde,
vult de kelder met een vloed van zonde.


Een dooi zonder regen of wind,
is niet waard dat ‘t eraan begint.


Geeft januari een sneeuwtapijt,
dan zijn we gauw de winter kwijt.

Geeft St. Hilarius (13 januari) zonneschijn,
weldra zal het kouder zijn.


Geeft Sint Sulpitius (17 jan.) schoon ijs,
dan is de lente goed en wijs.


Heeft januari koude en droge dagen,
dan zal in februari sneeuw u plagen.


Is januari te warm,
dat dan de hemel zich erbarm!


Is Sint Paulus ( 25 jan.) klaar,
wacht dan een heel goed jaar.

Is ‘t op Sint Vincentius (22 jan.) zonneschijn,
zo zal er in de schuren koren zijn.


In de louwmaand mag het vriezen,
de stenen uit de grond.
De boer en zal niet kniezen
maar vindt dat heel gezond.


Januari zonder regen
is voor de boer een zegen


Knapt januari niet van de kou,
dan zit men ‘s zomers in de rouw.


Komt de wind uit het noorderland,
lang houdt het weder stand.

Met St. Antonius (17 januari) lengen de dagen zoveel als het eetmaal van een monnik.


Maakt St. Teunis (17 januari) de brug (het ijs),
St. Sebastiaan (20januari) slaat ze stuk.


Met Driekoningen lengt de dag
zoveel een geitje springen mag.


Nevels in januari opgestaan,
brengt een natte lente aan.


Nieuwjaarsnacht schoon en klaar
beduidt een vruchtbaar jaar.

Op een milde januari volgt vaak een gure lente en een hete zomer.


Sint Pauwel (15 januari) is de eerste der drie harde koppen.


St. Anthonius (17 januari) schoon en helder,
vult het vat en ook de kelder.


St. Antone met zijn verken,
zoete naam Sebastiaan (20 januari),
koud en kil is‘t in de kerken
en bevroren ligt de baan.

St. Antoon (17 januari) en St. Sebastiaan (20)
komen met het hardste van de winter aan.


Schijnt de zon op nieuwjaar,
dan wordt het een goed appeljaar.


St. Antoon (17 januari) en St. Sebastiaan (20 januari), hebben harde koppen aan.


St. Pieterstoel (18 januari) bevroren,
een droog jaar geboren.


Sint Sebastiaan, die ‘t were maakt,
doet het vriezen, dat het kraakt.

Staat St. Pieters‘ stoel te Rome
in de sneeuw of in het nat:
d‘r staat een vochtig jaar te komen,
het kan niet missen dat.


Sint Fabiaan en Sint Sebastiaan (20 jan)
doen het sap in de bomen gaan.


Vriest het op de elfde nacht,
zes weken vorst wordt er verwacht.


Valt in januari de sneeuw heel dik,
dan is bij ‘t hooien de boer in zijn schik.


Zoals januaar is,
zo is juli.