De larven van de grote narcisvlieg, (Lampetia equestris), boren zich in de bollen en veroorzaken een hinderlijke aantasting van narcissen. De aangetaste bollen gaan gewoonlijk dood of er komen slechts een paar zwakke spruitjes boven de grond. De plaag ziet men bij het planten, daar de bollen zacht aanvoelen. In deze bollen wordt dan veelal en korte, dikke larve gevonden.
De kleine narcisvlieg (Eumerus strigatus), kan in meerdere bolgewassen worden gevonden. De larven zijn kleiner dan die van de grote narcisvlieg, en per bol worden meestal meerdere exemplaren aangetroffen. De schade is in de regel niet zo groot, doordat voornamelijk reeds zieke of beschadigde bollen worden aangetast.
Bij vermoedelijke aantasting de bollen vóór het uitplanten een warmwater behandeling geven: twee uur in water van 43,5° C dompelen. De aanwezige larven gaan hiervan dood. Bij aantasting van uitgeplante bollen deze verwijderen en vernietigen en zo nodig de omringende grond uitzeven. Een geregelde grondbewerking tussen de bollen na de bloei verhindert de vrouwelijke vliegen hun eieren te leggen in de gaten, die anders bij het afsterven van de narcisbladeren ontstaan. De vliegen zijn het actiefst tijdens warme, zonnige dagen in mei en juni. Tijdens deze periode de bollen goed met grond bedekt houden. Dit vermindert de kans op aantasting.