Braambes Rubus fruticosus is een houtige, overblijvende struik uit de rozenfamilie (Rosaceae).
De Gewone braam is een in heel Europa inheemse plant die met name nog steeds volop langs bosranden, in hagen en kreupelhout of op dijkhellingen voorkomt. De plant is een heester die 2 tot 6 meter hoog wordt.
De braam bestuift zichzelf, en aan de takken van het vorige jaar komen in de nazomer vruchten aan de takken.
Tot het geslacht Rubus behoren meer dan 600 soorten. De systematiek van braam is echter ingewikkeld door de grote vormenrijkdom als gevolg van hybridisatie, apomixie en polyploïdie. De meeste bramensoorten zijn min of meer ingewikkelde kruisingsproducten tussen verschillende soorten. Sommige bramensoorten kunnen ook met framboos gekruist worden. Hieruit zijn de Loganbes en de Taybes ontstaan.
De braambes groeit zoals de framboos. Uit het overblijvende wortelstelsel schieten elk jaar nieuwe scheuten die een jaar later vruchten dragen en dan verdrogen. Bramen zijn zelfbestuivers maar ook hier is kruisbestuiving door insecten mogelijk. Bramen bloeien van juni tot augustus, de kans op oogstschade door nachtvorst is dus nihil. Wie bang is van stevige stekels kunnen we geruststellen: er bestaan ook bramen zonder doornen. Een bekende veelgebruikte doornloze cultivar is de Rubus "Thornless Evergreen".
Bramen verkiezen een zonnig plekje al kunnen ze het ook met minder zon stellen. Bramen zijn heel windgevoelig. Felle wind beschadigt zowel de stengels als de vruchten. Bij snerpende noorden- en oostenwind vriezen de bramen wel eens af. Bij minder dan -18°C bevriezen de stengels, soms volstaat zelfs -10°C. Een beschutte plaats is dus aanbevolen.
Bramen kun je op verschillende grondsoorten kweken zolang de bodem het vocht maar goed vasthoudt en geleidelijk doorlaat. Humusrijke zandgronden en lichte leemgronden genieten daarom de voorkeur. Leg in het voorjaar een stevige voorraad compost of goed verteerde stalmest aan de voet van de planten.
Eenjarige planten zet je in het vroege voorjaar op hun definitieve plaats. Tweejarig planten die eerst een jaar op een kweekbed hebben gestaan, mag je zowel in het voor- als in het najaar uitplanten. Bij matige groeiers als "Thornless Evergreen" is tweejarig plantgoed zeker aan te raden. Laat de rijen in noord-zuid richting lopen en dat op een afstand van 2 tot 2,5 m van elkaar. Sterke groeiers in de rij plant je 3 tot 5 meter uit elkaar. Voor matige groeiers volstaat 1,5 tot 3 m. Je plant ze even diep als op het kweekbed. Na het planten bedek je de bodem met een mulchlaag, anders gaan de plantjes uitdrogen. Plant je in het najaar, dek dan de jonge struiken bij strenge nachtvorst af met stro. De oude scheuten snoei je nu tot op 30 cm. Als de nieuwe scheuten 25 cm lang zijn, neem je de oude helemaal weg.
Bramen hebben steun nodig. Span aan de palen 3 ijzerdraden op een hoogte van 80, 120 en 170 cm. Zet het steunmateriaal klaar tijdens het eerste groei-jaar. Bind vanaf het tweede jaar de scheuten van het vorige jaar in waaiervorm vast aan de draden (elke tak maak je vast aan elke draad die hij kruist). Hou per meter 3 tot 7 takken aan, en knip de scheuten ongeveer 10 cm boven de bovenste spandraad af. Alle andere scheuten snoei je volledig weg.
Elk jaar komen nieuwe scheuten aan de struik die het volgende jaar voor de bessen zorgen. Je moet ze dus in de loop van het groeiseizoen leiden zodat ze niet tussen de rijen terechtkomen en vertrappeld worden. Leg die scheuten in de lengterichting van de rij, onderaan tegen het gewas. Aan voor- en achterkant van de rij leid je de scheuten in tegenovergestelde richting. Als ze 50 cm lang zijn, zet je ze met ijzeren haken vast in de grond zodat ze op hun plaats blijven. Doe dat voorzichtig want de scheuten breken gemakkelijk. Een andere manier: leid de scheuten allemaal omhoog en bind ze in het midden van de waaier, boven de wortelbasis, bijeen met een ijzeren ring. Je mag dit zeker doen bij Thornfree, waarvan de stengels tamelijk recht omhoog groeien en bij minder groeikrachtige doornloze rassen. Het voordeel van deze methode is, dat je minder risico loopt op stengelziekten. Je hebt wel meer kans dat de scheuten afvriezen.
De onderhoudssnoei is bij bramen heel eenvoudig. Je hoeft slechts drie dingen te doen:
De vroege bramen kun je vanaf eind juli reeds oogsten, latere rassen pas half oktober. Pluk de bramen twee keer per week, als je te lang wacht gaan er veel rijpe bessen verloren. Eens het laatste bessendeeltje zwart kleurt, zijn de bessen plukrijp. Dan zijn ze nog ietwat hard en lichtzuur, maar voor verwerking kunnen ze al dienen. Als je ze nog een paar dagen laat hangen worden ze paarsblauw en zijn ze volledig rijp. In dat stadium kunnen ze nog hooguit een dag of twee bewaren in de koelkast. Bramen zijn lekker als jam, gelei, stroop, vruchtensap of op taarten.
Ook de bladeren van de braam kunnen voor consumptie gebruikt worden. Hiervoor moeten de bladeren, na het plukken, worden gedroogd op een droge en luchtige plaats. Hierna kan er van de gedroogde bladeren thee worden getrokken.
Zoals alle vruchten heeft ook de braam een lage pH-waarde, die varieert van 2,8 tot 3,8. Een liter bramensap bevat 8-15 gram zuur (gemiddeld 11,5 g), waarvan appelzuur het hoofdbestanddeel is. De braam bevat 9-16 % suiker bestaande uit glucose, fructose in ongeveer gelijke hoeveelheden en een klein beetje sacharose en maltose. De Brix-waarde is 9-14. Verder zitten in bramen vooral vitamine C. Daarnaast bevatten bramen 1% eiwit, 6% koolhydraten en 1% vet. De energieinhoud van 100 g bramen is 155 kJ.
Bij de oude Grieken gebruikte men braambessen om wonden te helen. Ze werden toch hoofdzakelijk gebruikt voor de behandeling van jicht, keelpijn en diarree (vanwege het constiperend effect van tannine of looizuur).
Bijgeloof in het Verenigd Koninkrijk zegt dat na 15 september bramen niet gegeten dienen te worden. De duivel zou ze dan geclaimd hebben en een merkteken op de bladeren achtergelaten hebben. Mogelijk vindt de legende zijn oorsprong in de grotere kans op infectie in de tweede helft van september van de Botrytis cinerea. Aangetaste vruchten hebben geen prettige smaak en kunnen giftige stoffen bevatten.
Ook is het niet raadzaam bramen die langs een drukke verkeersweg groeien te plukken, vanwege de opeenhoping van giftige stoffen zoals in het verleden van lood.
Het RIVM adviseert wilde bosvruchten zoals bramen te wassen en liefst nog te koken (bijvoorbeeld in jam). Op plaatsen waar vossen voorkomen kunnen wilde vruchten namelijk besmet zijn met lintworm via de uitwerpselen van vossen.
Braambes | |
---|---|
Braambesstruiken aan de rand van het bos |
|
Taxonomische indeling | |
Rijk | Plantae (Planten) |
Stam | Embryophyta (Landplanten) |
Klasse | Spermatopsida (Zaadplanten) |
Clade | Angiospermae (Bedektzadigen) |
Clade | 'nieuwe' tweezaadlobbigen |
Clade | Asteriden |
Orde | Rosales |
Familie | Rosaceae (Rozenfamilie) |
geslacht | Rubus |
|
58 Kcal 83,1 gr. water 8,5 gr. koolhydraten 1,2 gr. eiwit 6,8 gr. suikers 1 gr. vet 5,2 gr. vezels
Mineralen
45 mg. calcium, Ca 0,9 mg. ijzer, Fe 30 mg. magnesium, Mg 30 mg. fosfor, P 190 mg. kalium, K 3 mg. natrium, Na 0,70 mg. koper, Cu
Vitaminen
0,12 mg. vitamine A (Retinol) 0,03 mg. vitamine B1 (Thiamine) 0,04 mg. vitamine B2 (Riboflavine) 0,05 mg. vitamine B6 (Pyrixodine) 20 µg. vitamine B11 (Foliumzuur) 17 mg. vitamine C (Ascorbinezuur)
Ingrediënten
Bereiding
Tip :
De originele clafoutis wordt met kersen gemaakt. Varianten met ander fruit, zoals appel, perzik, pruim, banaan of - zoals hier braambessen - worden flaugnardes genoemd.
Ingrediënten
Voor de vulling
Voor het deeg
Bereiding