De koolvlieg (Delia Brachycera ) lijkt op de huisvlieg, is 4-7 mm lang en heeft een licht- tot donkergrijze kleur. De koolvlieg zet haar eitjes eind juni af aan de voet van de kool-, radijs- of rammenasplant, soms ook in de bladoksels, zoals bij spruitkool. De maden kruipen dan in de spruitjes. Elke vlieg kan ongeveer 100 eitjes afzetten. De maden die uit de eitjes komen boren zich al vretend in de wortelhals van de stengel op de grens van bodem en lucht. Ook vreten ze aan de wortels. Hierdoor gaat de plant slap hangen en op de stengelvoet rotten. Jonge koolplanten worden loodkleurig, verwelken en komen los in de grond te staan. Bij de radijs en rammenas worden bruine gangetjes in de knol gevreten. De maden kunnen tot 9 mm lang worden. Er kunnen twee tot drie generaties per jaar voorkomen.
De koolvlieg wordt mogelijk aangetrokken door perssap uit de plant of door het mosterdolieglucoside sinigrin. Ze loopt in het begin op de bladeren heen en weer, dat vermoedelijk belangrijk is voor de chemoreceptoren, die zich op de poten bevinden. Daarna loopt de vlieg langs de stengel naar beneden en legt onderaan de stengel haar eitjes, die ze met wat grond bedekt.
De koolvlieg overleeft de winter als pop in de grond. De pop is vier tot acht mm lang, glad, ellipsvormig en geel tot kastanjebruin van kleur. Als de bodemtemperatuur in het voorjaar op 5 tot 8 cm diepte een temperatuur van ongeveer 15°C heeft bereikt kruipen de vliegen uit de pop. Meestal is dit omstreeks half april. Drie tot zeven dagen later begint de eiafzetting en kan drie tot vijf weken (tot eind mei) doorgaan. Een eitje is 1 mm groot en worden per stuk of in groepjes van 2 tot 30 eitjes afgezet. De made ontwikkelt zich in 15 tot 37 dagen, waarna deze zich gaat verpoppen. Bij de tweede en derde vlucht is de periode van eiafzetting langer (eind juni - begin oktober) en worden er minder eitjes afgezet. De tweede vlucht is van eind juni tot begin juli en de derde vanaf augustus.
De beste preventie maatregelen zijn de mechanische, die de ei afzet dicht bij de plant verhinderen. De made kan zich slechts enkele centimeters verplaatsen. Afdekken met vliesdoek of insectengaas is een mogelijkheid. De koolvlieg kan dan niet bij de planten. De koolvlieg kan ook bestreden worden door koolkragen te gebruiken. Koolkragen zijn te maken door ronde stukken uit oud tapijt, asfaltpapier of binnenbanden te knippen van 15 op 15 cm. Maak één insnijding tot het midden. Let erop dat de stengel goed afgesloten is en dat de grond mooi vlak ligt.
Geurverwarring kan en is een bijkomend hulpmiddel. Zeer regelmatig bespuiten met sterk geurende kruidenaftreksels en gesteentemeel zal misschien de koolvlieg onderdrukken.
Als er, ondanks de preventiemaatregelen, toch aantasting is kunt u de wortels aangieten met een product. Als dit tijdig gebeurt kan de plant zich nog herstellen, als u ze wat aanaardt. Hou de planten goed in het oog en wacht niet met behandelen tot ze een groeiachterstand hebben.
Of kan je vóór het zaaien de grond bestrooien met bromofospoeder en lichtjes inwerken.
Tijdens de teelt kan je bromofos granulaat strooien aan de voet van elke plant. Meng het granulaat met fijn zand; om beter te verdelen tussen de planten.
Al bij al is het best om, indien u dan toch voor de methode met gewasbeschermingsmidelen kiest, om zo vroeg mogelijk na het planten te behandelen, maar het spreekt voor zich dat u kleine gewassen als radijzen niet chemisch kunt behandelen.
De witte maden van de koolvlieg leven in de grond en beschadigen de wortelhals en het onderste gedeelte van de stengel. De bladeren worden loodkleurig en gaan overdag slap hangen. Jonge planten kunnen volledig kapot gaan.
De vliegen zijn het meest actief in april en mei, en leggen hun eieren aan de voet van de planten. Er kunnen in een zomer drie generaties ontstaan waardoor aantasting tot midden september mogelijk is.