Sclerotiënrot (Sclerotinia sclerotiorum anam. Sclerotium varium) wordt ook "rattekeutelziekte" genoemd. Het is een schimmel die behoort tot de familie van de Sclerotiniaceae en tast planten aan vooral onder warme, vochtige omstandigheden. De schimmel tast verscheidene plantensoorten min of meer ernstige mate aan, zoals sperzieboon, andijvie, knolselderij, kropsla, koolzaad, erwt, aardappel, aardpeer, vlas, witlof, dahlia en zonnebloem. Sclerotiënrot veroorzaakt pleksgewijze verwelking en afsterving van planten.
Lesies ontstaan als bleekgroenverkleurend, waterig weefsel beginnend vanuit bladoksels, bloemresten die op het blad zijn gevallen en beschadigingen. Lesies groeien snel en vormen opvallende, licht gekleurde brede zones afgewisseld met roodbruine smallere zones, die later verbleken. Onder vochtige omstandigheden ontwikkelt zich op aangetast blad en op stengellesies een op watten lijkend schimmelpluis. Dit schimmelpluis is ook aanwezig in de hol wordende, aangetaste stengels waarin de op rattekeutels lijkende sclerotiën onstaan. Deze zijn eerst lichtgekleurd en kleuren later zwart. De grootte varieert van 0,5 tot 1,5 cm. Onder langdurig vochtige omstandigheden vormen zich ook sclerotiën in het schimmelpluis buiten de stengel. In tegenstelling tot de sclerotiën van Botrytis liggen de sclerotiën van Sclerotinia los van het planteweefsel. Aangetaste stengels vergelen vaak en kunnen dan met zwartbenigheid verward worden, maar dan zonder de hiervoor typische, donkergekleurde lesies. Later worden deze stengels hol en houtig tot papierachtig en krijgen een opvallend bleekwitte kleur . Typisch voor deze stengels is dat ze wat opgeblazen (buikig) zijn. Als het gewas verdord is, maken aangetaste stengels met sclerotiën bij schudden een rammelend geluid. Een kenmerkend verschijnsel is verder dat stengels op de plaats van lesies vaak geknakt zijn. Sclerotiniarot van knollen komt niet vaak voor. Kenmerkend is een waterig, witgekleurd rot met een aangename, champignonachtige geur. Oppervlakkig aangetast weefsel kleurt later donker, maar dieper gelegen weefsel niet. De bovenliggende schil wordt perkamentachtig en grof gerimpeld. Onder en op de schil en in ontstane holtes ontwikkelt zich schimmelpluis met sclerotiën.
Chemische bestrijding van de ziekte is mogelijk in de professionele teelt, maar is in de meeste jaren niet zinvol. Bovendien is de bestrijding kostbaar en moet plaats vinden voordat of kort nadat infectie tot stand komt.
Voor de hobbytuinder zijn geen chemische middelen toegelaten. Sommige middelen die ingezet worden ter bestrijding van Phtytophthra infestans hebben een nevenwerking tegen de ontwikkeling van Sclerotinia in het veld. Verruimen van de vruchtwisseling met minder gevoelige gewassen verlaagt de ziektedruk.
Vruchtwisseling is van belang, vooral ook in relatie tot andere vatbare gewassen zoals peulvruchten, wortelen, karwij, witlof en koolzaad. Ook is het zinvol om loof met sclerotiën van het veld te verwijderen.
TIP: omdat de schimmel ook verder leeft op onkruiden, is het belangrijk dat de grond onkruidvrij gehouden wordt.
Aangetaste planten moet je zo snel mogelijk verwijderen/verbranden.
De sclerotiën vallen op de grond en kunnen na 5-10 jaar nog kiemen en nieuwe planten aantasten. De infectie vanuit de sclerotiën is sterk afhankelijk van het weer. In het voorjaar kunnen de sclerotiën gaan kiemen als de temperatuur boven de 5°C komt (optimaal 10-20 °C) en er gedurende tien dagen vochtige omstandigheden zijn. Warme, vochtige omstandigheden tijdens de bloei bevorderen de vorming van apotheciën (vruchtlichamen) uit de sclerotiën. Uit een sclerotium kunnen meerdere schotelvormige, 10 mm grote apotheciën ontstaan, waarin zich water verzameld. Na verdamping van het water komen de ascosporen vrij. De apotheciën stoten per dag 2-30 miljoen ascosporen uit, die vervolgens als ze terecht komen in de bladoksels en op de stengelvertakkingen kunnen gaan kiemen. De ascosporen zijn niet in staat gezond weefsel te infecteren. De afgevallen bloemblaadjes stimuleren de kieming van de ascospore en dienen als voedingsbodem. De schimmel dringt vervolgens de plant binnen. Na drie dagen wordt necrose, afstervend weefsel, zichtbaar. Door het afsterven van de plantencellen komen de voedingsstoffen beschikbaar voor de schimmel. Op de stengels en peulen bij bonen wordt een dik, wit schimmelpluis gevormd, waarin zwarte sclerotiën, ook wel rattenkeutels genoemd, ontstaan. De sclerotiën vallen op de grond en kunnen na een rustperiode van enkele weken tot jaren gaan kiemen.