Wintervlinder Erannis defoliaria en Operophtera brumata

WintervlinderEr zijn twee soorten wintervlinders die last kunnen berokkenen aan uw fruit. Namelijk de kleine wintervlinder (Operophtera brumata), een onopvallende kleine spanner. De vleugels van het mannetje zijn ongeveer 12 mm lang. De vrouwtjes zijn vleugelloos en hebben alleen de voor de vrouwtjes zo kenmerkende halfontwikkelde vleugelstompjes. De mannetjes vliegen normaal pas uit na de eerste nachtvorsten vanaf oktober tot en met december. Ze vliegen hoofdzakelijk in de avondschemering bij vochtig en nevelig weer en bij een temperatuur net boven 0°C.

En de grote wintervlinder (Erannis defoliaria), een dagactieve nachtvlinder uit de familie van de spanners. De mannelijke vlinder heeft een spanwijdte tussen de 40 en 44 millimeter. Vrouwtjes van deze soort hebben geen vleugels en worden 8 à 10 millimeter lang. De vliegtijd is van eind september tot half februari met een piek in oktober en november. In tegenstelling tot de meeste vlinders wordt ook ’s winters gevlogen, zelfs als er sneeuw ligt.

In april /mei vreten de lichtgroene rupsen eerst aan de knoppen en later vreten ze grote gaten in de bladeren en bloemen en in de jonge vruchten. In juni laten ze zich aan een spinseldraadje naar de grond zakken op te verpoppen. In de loop van oktober kruipt het vrouwtje langs de stam omhooh tot in de kroon van de boom om daar eieren af te zetten.

Preventie

Bevestig begin oktober lijmbanden rond de stam om de vrouwtjes te beletten naar boven te klimmen.