Knolselder Apium graveolens var. rapaceum is een kruidachtige variant van snijselder die net boven de grond een knol vormt. Knolselder vormt een knol met een diameter van zo'n 10 cm. De plant wordt 50 à 80 cm hoog met holle bittere stengels. De geurige gekartelde bladeren zijn donkergroen. De bittere bladstelen die in een rozet boven de "bal" groeien, hebben een holle groef en zijn licht rood getint. Als de plant niet geoogst werd, verschijnen in het tweede jaar wit-groene bloemen gegroepeerd in schermen. Knolselderij hoort thuis in de schermbloemigen familie (Apiaceae).
Knolselderij is afkomstig uit het Middellands-Zeegebied. Het is een tweejarige, niet- winterharde kruidachtige plant. Hoewel knolselderij voor de knol geteeld wordt, kunnen de stelen en bladeren ook worden gegeten.
Selderijplanten lijken in het jonge stadium veel op elkaar. Op oudere leeftijd zijn ze te herkennen door de knol en de brede (bij bleekselderij) of fijne (bij snijselderij) bladstelen.
Knolselder heeft een redelijk lange groeiperiode nodig en smaakt een beetje naar bleekselder, maar is minder ziekte gevoelig.
Knolselder kan ook in een ruime pot geteeld worden, maar vanwege de lange teeltduur is dat wellicht minder interessant.
Teel knolselder op kaliumrijke, vruchtbare, goed gedraineerde grond die in de winter voor het planten met veel goed verteerde stalmest of compost is verrijkt maar niet teveel stikstof inwerken. Vermijd verse mest of syntetiche mestkorrels. Iets zwaardere grond heeft de voorkeur.
De langloofrassen worden in zaaiteilen half februari tot half maart gezaaid en half mei tot begin juni uitgeplant met een plantafstand van 50 cm x 50 cm. Het zaad moet zeer oppervlakkig worden gezaaid, omdat knolselderzaad alleen kiemt onder invloed van licht, het is een zogenaamde lichtkiemer. Je mag daarom het zaad niet bedekken, enkel lichtjes aandrukken en vochtig houden. Eventueel kan je de zaaiteil afdekken met geperforeerd plastiek.
De kiemtijd is ongeveer twee weken, en dan duurt het nog eens een week voordat de eerste blaadjes tevoorschijn komen. Zaai niet teveel ineens, want het zaad is heel fijn en je hebt rap veel te veel gezaaid.
Voor de kortloofrassen is dit half maart tot begin april, respectievelijk eind mei tot half juni uitgeplant met een plantafstand van 50 cm tussen de rijen en 40 cm in de rij. De oogst vindt plaats van eind oktober tot half november.
Al de knolselder moet je ten laatste in december uit de grond nemen en vorstvrij bewaren. Maar voor alle zekerheid oogst je best voor begin november.
Knolselderij kan aangetast worden door de schimmels bladvlekkenziekte Septoria apiicola en schurft Phoma apiicola. Ook kan hartrot optreden door aantasting van de bacterie Erwinia carotovora subsp. carotovor. De voet van de hartbladeren beginnen te rotten, waarna ook de knol wordt aangetast.
Maar daarnaast zijn ze eveneens gevoelig voor: aaltjes Nematoda, wortelvlieg Psila rosae, wantsen, bladluizen Aphididae, seldermozaïekvirus, boorgebrek en de kiemplantenziekte.
Knolselder kan je stomen, stoven, koken of in dunne schijfjes frituren.
Snijd de knollen voor gebruik in plakken. Schil de plakken en snijd ze in reepjes of blokjes. Het groen van de knolselder kan verwerkt worden in de soep.
Geraspte of in stukken gesneden knolselderij is bijzonder smakelijk met name in de erwtensoep. Ook voor het trekken van bouillon is hij heel geschikt. U kunt hem ook stoven met blokjes winterwortel of in dunne reepjes gesneden mengen in een salade met walnoten, appel en een dressing van yoghurtmayonaise.
De smaak van de knol is milder dan die van de bladeren van de snijselderij. Sowieso zijn de jonge bladeren altijd veel zachter en veel eetbaarder.
Volgroeide knollen zonder loof zijn op een koele plaats enkele weken houdbaar.
Knolselder is rijk aan Natrium, kalium en vitamine C. Hij bevat ook veel vezels en ijzer en werkt daarmee positief om bloedarmoede te voorkomen.
Zwangere vrouwen en mensen met nierproblemen eten beter niet te veel knolselder.
Wilde selderij werd reeds tussen 1200 en 600 voor Christus gebruikt in het oude Egypte als medicinale plant.
De oude Grieken namen die gewoonte over en gaven het gebruik ophun beurt door aan de Romeinen.
Na de inval van de barbaren in het begin van de 9de eeuw is het gebruik ervan weer hernomen.
In de Middeleeuwen en tijdens de Renaissance, werd de selderij in de eerste plaats gebruikt als geneeskrachtig kruid.
De op vandaag in gebruik zijnde variëteiten van knollen, bleekselder en snijselderij dateren van 17de Eeuw. Knol-en bleekselderij ontstonden in Italië.
Maak er puree van, dat is weer eens wat anders dan standaard aardappelpuree. Snijd de knolselderij in stukken, kook ze gaar en maak een puree met een beetje boter, melk, peper en zout. Knolselderij is vrij heftig van smaak dus je kunt het eventueel mengen met aardappelen en er dan puree van maken om het wat zachter te maken.
knolselderij kun je ook gebruiken als smaakmaker in plaats van kruid.
knolselder | |
---|---|
Oogstrijpe knolselder |
|
Taxonomische indeling | |
Rijk | Plantea (Planten) |
Stam | Embryophyta (Landplanten) |
Klasse | Spermatopsida (Zaadplanten) |
Clade | Angiospermae (Bedektzadigen) |
Clade | 'nieuwe' Tweezaadlobbigen |
Clade | Campanuliden |
Orde | Apiales |
Familie | Apiaceae (Schermbloemenfamilie) |
Geslacht | Apium (Moerasscherm) |
|
42 Kcal 88 gr. water 9,2 gr. koolhydraten 1,5 gr. eiwit 1,6 gr. suikers 0,3 gr. vet 1,8 gr. vezels
Mineralen
43 mg. calcium, Ca 0,70 mg. ijzer, Fe 0,15 mg. magnesium, Mg 115 mg. fosfor, P 300 mg. kalium, K 100 mg. natrium, Na 0,33 mg. zink, Sn
Vitaminen
0,05 mg. B1 (Thiamine) 0,06 mg. B2 (Riboflavine) 0,16 mg. B6 (Pyrixodine) 25 µg. B11 (Foliumzuur) 8 mg. C (Ascorbinezuur)
Ingrediënten
Bereiding
Ingrediënten 4 pers.
Bereidingswijze
Bron : Lekker lokaal