Sla Lactusa sativa is een geslacht van bladgroenten uit de composietenfamilie (Asteraceae of Compositae) die tegenwoordig rauw gegeten worden. Het is een eenjarige niet-winterharde bladgroente die haar oorsprong kent in Azië, Europa en Noord-Afrika. Sla is zowat de basis van de meeste koude gerechten, en wordt dan ook volop geteeld.
Sla vormt aanvankelijk een stengel (in lengte variërend naargelang het type) met bladeren, maar wanneer je hem niet op tijd oogst, gaat de stengel verlengen (doorschieten), in bloei komen en pluiszaadjes produceren. Verder kan het blad al of geen anthocyaan bevatten, waardoor zowel rode als groene slatypes bestaan.
Sla kan je praktisch het hele jaar rond telen, als je de juiste soort kiest voor de tijd van het jaar. Ongeveer 80 à 90 dagen na het zaaien kan je beginnen oogsten.
Er zijn veel verschillende typen sla. Typen die een krop vormen en typen die dat niet doen. Hier bespreek ik drie typen, met name: bindsla, kropsla en pluksalade. Deze soorten hebben praktisch allemaal dezelfde teeltwijze. Andere typen worden elders in de site afzonderlijk behandeld.
Ook in de siertuin kan hier en daar wel een slaplantje bijgezet worden. Zelfs in potten is sla groot te brengen.
Sla groeit het best in humusrijke grond die het vocht goed kan vasthouden. Een korte droge periode is reeds voldoende om de plant te doen doorschieten.
Beschik je over een verwarmde serre, dan kan je reeds van half januari aan de slag. Onder koud glas vanaf half februari en buiten vanaf april. Om heel lang over sla te beschikken, zaai je om de twee weken een kleine hoeveelheid, daar kan je mee doorgaan tot half augustus, en kan je oogsten tot eind oktober.
Voorzaaien in potjes of zaaibakken is de beste manier om reeds vroeg sla te hebben. Eens de grond warm genoeg is, kan je rechtstreeks buiten ter plaatse zaaien. In rijen van 25-30 cm dun uitzaaien ongeveer 1-1,5 cm diep. Later uitdunnen voor pluksla op 5-7 cm in de rij, voor kropsla en bindsla 25 -30 cm.
Het is beter iets meer ruimte te geven dan te weinig.
Sla vraagt een open, zonnige plaats in de tuin met een neutrale pH. Voedzame, vochtvasthoudende grond waar veel humus is in verwerkt.
Houd het perk steeds onkruid vrij en vochtig en bescherm het tegen slakken Gastropoda en allerlei vogels Aves waaronder ook duiven. Verder kan je wel eens last krijgen met bladluizen Aphididae en wortelluizen Pemphigus en Rhizoecus-soorten. De meeste slasoorten zijn gevoelig voor sclerotiënrot, grauwe schimmel Botrytis cinerea, mozaïekvirus en rand. Onder slaplanten komt de plantenziekte nerfrot voor. Deze ziekte uit zich in de nerf van de sla. Nerfrot wordt veroorzaakt door bacteriën van het geslacht Pseudomonas.
Een goede combinatie is ui, radijs en wortels bij de sla te zetten, ook kervel en dille, die laatste verjagen de bladluis.
Sla wordt meestal rauw gegeten in diverse gemengde salades. Maar sla kan ook gewokt, gestoofd of gestoomd worden
Verwijder de buitenste bladeren, maak de andere bladeren los en spoel ze goed.
Door zijn neutrale smaak kan sla met bijna alles gecombineerd worden bijvoorbeeld met: tomaten, komkommer, ui, rauw witloof, enz... zelfs in de soep of stamppot.
In de Romeinse tijd werd sla overigens nog gekookt omdat hij nog niet mals genoeg was.
Sla bevat veel bètacaroteen, maar ook veel nitraat. Wegens de aanwezigheid van die nitraat is het dan ook niet raadzaam om meer dan tweemaal per week sla te eten.
Anderzijds bevat sla veel voedingsstoffen en vezels en is terzelfdertijd laag in caloriën. Het is dan ook over het algemeen een heel gezonde groente. Sla heeft een licht verdovende werking en kan daardoor helpen bij stress en slapeloosheid. Verder zou het een pijnstillende werking hebben en helpen bij koorts en verkoudheid en verlaagt het risico op chronische ziekten.
De oude Egyptenaren kenden al stengelsla, waarvan de stengel gegeten werd. Sla vormt aanvankelijk een stengel (in lengte variërend naargelang het type) met bladeren, maar wanneer je hem niet op tijd oogst, gaat de stengel verlengen (doorschieten), in bloei komen en pluiszaadjes produceren. Verder kan het blad al of geen anthocyaan bevatten, waardoor zowel rode als groene slatypes bestaan. De vermoedelijke wilde stamouder van de sla is kompassla (Lactuca serriola).
Het zou goed zijn mocht je als hobbytuinier dezelfde rassen van kropsla kunnen telen als de beroepskwekers. Spijtig zijn deze zaden niet in de handel voor particulieren te koop.
Maar soms zijn ze wel als reeds voorgezaaide plantjes te vinden in tuincentra. Er zijn jaarlijks wel nieuwe rassen te koop, die steeds meer ziekte-resistent zijn.
Sla | |
---|---|
Gewone botersla in de herfst |
|
Taxonomische indeling | |
Rijk | Plantea (Planten) |
Stam | Embryophyta (Landplanten) |
Klasse | Spermatopsida (Zaadplanten) |
Clade | Angiospermae (Bedektzadigen) |
Clade | 'nieuwe' Tweezaadlobbigen |
Clade | Campanuliden |
Orde | Asterales |
Familie | Asteraceae (Composietenfamilie) |
Geslacht | Lactuca |
|
13 Kcal 95,63 gr. water 2,23 gr. koolhydraten 1,35 gr. eiwit 0,94 gr. suikers 0,22 gr. vet 1,10 gr. vezels
Mineralen
35 mg. calcium, Ca 1,24 mg. ijzer, Fe 13 mg. magnesium, Mg 33 mg. fosfor, P 238 mg. kalium, K 5 mg. natrium, Na 0,20 mg. zink, Sn 0,04 mg. koper, Cu
Vitaminen
0,15 mg. A (Retinol) 0,05 mg. B1 (Thiamine) 0,06 mg. B2 (Riboflavine) 0,08 mg. B6 (Pyrixodine) 73 µg. B11 (Foliumzuur) 3,70 mg. C (Ascorbinezuur) 3,70 mg. E (Tocoferol) 73 µg. K (Fylochinon)
Ingrediënten
Bereiding
Ingrediënten 4 pers.
Bereiding