De appel Malus domestica is een boom uit de rozenfamilie (Rosaceae) die overwegend in de gematigde streken van het Noordelijk halfrond groeit. De boom brengt de bekende vrucht voort met dezelfde naam. Er bestaan ook sierappels, die kleine appeltjes geven.
De appel is op één na de meest geteelde fruitsoort in onze streken. Op nummer één staan de peren.
Oorspronkelijk groeide de appelboom rond de Kaspische en de Zwarte Zee.
Er bestaan zeer veel verschillende smaken en aroma's bij de appelen. Maar veel van die vroegere variëteiten worden niet meer in cultuur gebracht, en zullen op die manier spijtig genoeg verloren gaan.
Hier en daar zijn er nog enkele hoby tuiniers die het aandurven om nog zo een oude appelsoort aan te planten, maar ik denk dat je ze ver moet zoeken.
Appels geven de voorkeur aan een vochthoudende, goed doorlatende grond met een goede structuur. Als deze voorwaarden vervuld zijn kan de boom op vrijwel elke grondsoort groeien. Bij droogte gevoelige gronden moet in droge perioden regelmatig water worden gegeven. Vier emmers per week en per boom.
Appelbomen kunnen van november tot maart geplant worden, in de periode dat de plant in 'rust' is dus. November heeft echter de voorkeur, omdat de wortels dan voor de winter al wat kunnen groeien.
Appelbomen kunnen als solitaire boom, al struik, in haagvorm of als leiboom worden geteeld en geplant. In kleinere tuinen kiest men dan ook meest voor struik- of leivorm.
Kies een plaats in de zon en sla eerst een stevige paal in de grond. Graaf aan de noordoost-kant van de paal een gat. Maak de bodem tot een diepte van 80 cm goed los. Doe dan ongeveer 20 liter goede potgrond in het gat. Knip alle rotte of geschonden wortels van de jonge boom weg en plant hem op 10 - 15 cm afstand van de paal. De entplaats, die te herkennen is aan de verdikking of knobbel op de stam, moet een 15 cm boven de grond blijven. Doe het plantgat terug dicht en geef een flinke hoeveelheid water.
Bedek enkele weken na het planten, de bodem met een laag organisch materiaal, zoals stalmest of compost. Hebt u veel last van hazen of konijnen, bescherm dan de stam met kippengaas van 0,5 tot 1 meter hoog.
Na het planten snoeit u de top van de boom af op 80 cm boven de grond, als hij geen zijtakken heeft. Zijn er wel zijtakken, dan wordt de top gesnoeit op 20 cm boven de hoogste zijtak.
Bij appels moet u de eerste jaren na het planten niet te veel snoeien. Alleen het wegknippen van ziek of dood hout is erg belangrijk.
Wanneer de boom vruchten begint te dragen, moet u wat meer gaan snoeien. Let er vooral op dat de boom niet te veel takken krijgt. Bij een harttak van 1,5 à 2 meter houdt u ongeveer 6 zijtakken, de zogenaamde gesteltakken. Aan die gesteltakken komen weer zijtakken, waarop de vruchten ontstaan. Deze vruchttakken moeten een onderlinge afstand hebben van 15 cm. Het teveel knipt u helemaal weg tot op de gesteltak.
Als de boom niet of nauwelijks groeit, kunt u de groei stimuleren door het toppen van zijtakken. Snoei ze vlak boven een zijtakje dat naar de buitenkant van de boom is gericht. Draag er verder zorg voor dat de top van de boom niet alle licht van de lagere takken wegneemt. Snoei gerust om de twee of drie jaar alle zware takken uit de boom weg, maar laat geen stompjes staan. Verwijder ook elk jaar alle zieke en dode takken.
Als het weer gunstig was tijdens de bloei, kan het zijn, dat er een overvloed aan kleine vruchtjes aan de boom komt. Omdat de boom niet al deze vruchten van voedingsstoffen kan voorzien, zullen er in juni een groot aantal van die kleine appeltjes afvallen, men noemt dit de juni-rui of juni-val. Na deze rui kunnen er echter nog steeds tevel vruchten aan de boom hangen. Dan is het nodig om zelf in te grijpen, anders blijven de appels te klein en slecht van kwaliteit. Begin juli moet u daarom "dunnen". Dat wil zeggen: overal waar er twee of meer vruchten bij elkaar hangen, moet u de slechtste weghalen. Op die manier oogst u wel minder appelen, maar ze zullen van betere kwaliteit zijn, groter worden en beter op kleur komen.
Ondanks al uw goede zorgen kunnen toch tal van plagen uw appelboom lastig vallen. Ik ga hier enkel de meest voorkomende aanhalen, dat zijn er al een hele rij.
Naar gelang het ras kunnen appels vanaf half augustus worden geplukt.
Handapples worden meestal na het wassen en schillen vers gegeten.
Niet alle appelen zijn geschikt voor verwerking, kijk hiervoor bij :
"meest geteelde rassen" in de rubriek technisch.
Appels kunnen, op natuurlijke wijze, tussen één week tot drie maand bewaard worden in een koele plaats.
De appel wordt ook vaak gebruikt om er compote van te maken, confituur of gelei. Maar ook als garnering of vulling van gebak. Appelen zijn ook een heel gezond tussendoortje.
"An apple a day keeps the doctor away." De is appel een bron van vitaminen, anti-oxidanten en andere stoffen die goed voor je zijn. Zo bevat een appel veel goede suikers (fructose) in combinatie met vezels. Dit betekend dat je er niet dik van wordt, omdat de vezels voorkomen dat je lichaam de suikers als vet opslaat. Appelen geven ook veel langdurende energie.
Appels bevatten ook veel vitamine A. Vitamine A is goed voor de ogen en zorgt ervoor dat je zelfs in de schemer goed blijft zien. Ideaal voor wie ’s nachts werkt of nog laat de baan op moet.
Appels verlagen ook de LDL (slechte) cholesterol. Ze zuiveren je lichaam van zware metalen zoals lood en kwik. De vezels zorgen voor een goede stofwisseling en voorkomen een aantal soorten kanker. Door appels te eten tijdens de zwangerschap en jonge kinderen appels te geven, is de kans op astma veel kleiner.
"Een appeltje voor de dorst".
Appels bestaan voor een groot deel uit water. Daardoor zijn ze heel sappig en lessen ze de dorst als geen ander. Heel verfrissend tijdens een warme zomerdag. Bovendien zijn ze eenvoudig mee te nemen en je kan er zo in bijten.
Naast deze gezondheidsvoordelen kunnen appelen ook behulpzaam zijn bij het voorkomen van alzheimer, longkanker, borstkanker, diabetes en als vermageringskuur.
De appel werd al in 10.000 voor Chr. in Europa in het wild verzameld en al in het Nabije Oosten geteeld in 4000 v. Chr. Waarschijnlijk is de appel langs de oude zijderoute verspreid, omdat ook het genencentrum van de appel in de omgeving van deze route ligt.
In Centraal-Azië komen meer dan 25 wilde appelsoorten voor, waarmee de gekweekte appel zich in de loop der eeuwen heeft gekruist. Geselecteerde rassen werden later in stand gehouden met de door de Chinezen ontdekte techniek van enting.
Ten tijde van de Oude Grieken en Romeinen tussen de achtste eeuw v. Chr. en de vijfde eeuw na Chr. was er een florerende teelt van appels. De Romeinen hebben deze rassen verder verspreid over West-Europa. Later is dit gevolgd door verschillende herintroducties vanuit het genencentrum.
In de negentiende eeuw hadden vele steden in Europa en Nederland hun eigen rassen. Deze rassen waren zoet of halfzuur, verschillend gekleurd en met verschillende vormen en grootte.
Enkele voorbeelden hiervan zijn Lunterse Pippeling, Brabantse Bellefleur, Groninger Kroon, Eijsdener Klumpke, Gronsvelder Klumpke enz… Vanuit Europa is de appel door kolonisten verder over de hele wereld verspreid.
Met het verdwijnen van de hoogstam-boomgaarden zijn veel rassen weer verloren gegaan. De verschillende pomologische verenigingen in Nederland proberen zoveel mogelijk oude rassen in stand te houden.
Er bestaan meer dan 7.000 appelsoorten over de hele wereld. Mocht je elke dag een andere soort appel eten, zou het bijna twintig jaar duren voor je elk ras geproefd hebt.
Als we een appel opeten, bijten we ons meestal een weg rondom het klokhuis, dat daarna in de vuilnisbak belandt. Het klokhuis neemt tot dertig procent van de vrucht in beslag en is even voedzaam als het vruchtvlees. Maar de pitjes spuw je beter uit.
Appelen (net als andere groenten en fruit) zijn bedekt met een natuurlijke waslaag die hen beschermt tegen negatieve invloeden van buitenaf, zoals regen, wind en schade door de groei van bacteriën of schimmels.
Tijdens de bewaring vertraagt deze waslaag tevens de ademhaling van de plant en het hiermee gepaard gaande vocht-, structuur- en gewichtsverlies. Als de waslaag met oplosmiddelen wordt verwijderd, verliest de appel op één dag tijd een tiende van zijn gewicht aan vocht.
De appel zal eveneens sneller bruinkleuren door oxidatie. De waslaag is dus belangrijk voor het kwaliteitsbehoud van de appel.
Appel | |
---|---|
Appelboomgaard met Stark's Earliest |
|
Taxonomische indeling | |
Rijk | Plantae (Planten) |
Stam | Embryophyta (Landplanten) |
Klasse | Spermatopsida (Zaadplanten) |
Clade | Angiospermae (Bedektzadigen) |
Clade | 'nieuwe' tweezaadlobbigen |
Clade | Fabiden |
Orde | Rosales |
Familie | Rosaceae (Rozenfamlie) |
geslacht | Malus (Appel) |
|
52 Kcal 85,56 gr. water 13,81 gr. koolhydraten 0,26 gr. eiwit 10,39 gr. suikers 0,17 gr. vet 2,4 gr. vezels
Mineralen
6 mg. calcium, Ca 0,12 mg. ijzer, Fe 5 mg. magnesium, Mg 11 mg. fosfor, P 107 mg. kalium, K 1 mg. natrium, Na 0,03 mg. koper, Cu 0,04 mg. zink, Sn
Vitaminen
0,017 mg. vit. B1 (Thiamine) 0,010 mg. vit. B2 (Riboflavine) 0,034 mg. vit. B6 (Pyrixodine) 5 mg. vit. C (Ascorbinezuur) 0,3. mg. vit. E (Tocoferol) 3 µg. K (Fylochinon)
Ingrediënten
Bereiding
Ingrediënten
Bereiding
Ingrediënten
Bereiding